Vertel de mensen over ons en over Erromango, zegt Chief William als we woensdagmiddag afscheid nemen van hem en zijn familie. Maar ik loop vast in superlatieven en krijg het gevoel dat ik daar had niet in letters uitgedrukt. Zo bijzonder, zo speciaal en zo geweldig was ons bezoek aan Erromango. Maar ik wil het toch graag vertellen.
Ons bezoek aan Williams bay, voormalig Dillon bay duurde slechts vijf dagen, maar als we de bijboot instappen voel ik me verdrietig. In deze vijf dagen ben ik van deze mensen gaan houden. Ze zijn zo oprecht, eerlijk, open, nieuwsgierig, slim en gelukkig. Ik zou veel van ze kunnen leren. In absolute zin zijn ze erg arm maar tevens hebben ze zoveel rijkdom. Het land waar ze wonen schenkt hun het eten, de gewassen in de tuinen, de wilde varkens in de bergen en de vissen in de zee. Geld en spullen hebben ze amper. Ze geven het schoolvoorbeeld dat geld niet gelukkig maakt.
We worden met open armen ontvangen door Chief William. De Chief is al bijna 79, is licht dementerend maar een groot verteller. Hij nodigt ons uit om de volgende dag de berg op te wandelen. De wandeling naar de top van de berg vergt niet veel energie van ons want de Chief neemt vele korte pauzes waarin hij honderduit vertelt over de tijd dat hij leraar Engels was, over zijn gemeenschap, de gebruiken en gewoontes, de verhoudingen tussen mannen en vrouwen, de omgeving die we passeren, de veranderingen en de geschiedenis van het eiland. Ook wil hij van alles weten over ons, ons bootje, over Nederland en Europa. Hij nodigt ons uit om de volgende dag, zondag mee te gaan naar zijn kerk.
Zo stappen we zondagmorgen in lange broek en wikkelrok tot over de knieën in de bijboot. Vrouwen knieën heb ik nog niet gezien hier in Vanuatu. Voor de kerk begint laat de Chief ons trots de kliniek van het dorp zien, bestaande uit een emergencykamer en een verloskamer. De emergencykamer lijkt om de twee stoffige bedden heen gebouwd te zijn. Behalve twee bedden is de kamer leeg, of beter gezegd, deze twee bedden vullen alle ruimte die aanwezig is. De verloskamer is er dan iets beter aan toe, maar ik ben blij dat ik hier niet hoef te bevallen. Al is de gemeenschap heel trots op hun eigen kliniek, ik besluit extra goed op mijn gezondheid te letten. In de kerk zitten we naast de Chief op de voorste rij, aan de mannenkant. De jongens zitten op de andere eerste rij, de meisjes zitten in de rij erachter. De dames zitten achter de kinderen. We worden door de voorganger van de Presbyterian kerk welkom geheten en later tijdens de dienst worden we uitgenodigd om onszelf voor te stellen. Ik ben blij dat in deze cultuur de man het woord hoort te doen. Na de dienst, waarin erg luid zingen belangrijker lijkt te zijn dan mooi zingen, worden we bij de uitgang verwacht, zodat alle kerkgangers, mannen, vrouwen en kinderen ons een hand kunnen geven bij het verlaten van de kerk. Maar alle aandacht voor ons is nog niet afgelopen hierna. De vrouw van de Chief, Martha heeft zich uitgesloofd in de keuken en serveert een uitgebreide lunch van allerlei lokale gewassen als manioc, yam en tarro, maar ook een rundvlees stoofpot waarin we onze (kado gegeven) doperwtjes terug vinden. Het smaakt heerlijk en ook tijdens de lunch praat de Chief over van alles en nog wat. Zo vertelt hij ons dat hij ooit een boot had waarmee hij rond het eiland kon varen. In een cycloon is zijn boot de zee in getrokken. Hij vertelt ons dat dit een waarschuwing van de Heer was, omdat hij vriendinnetjes had in andere dorpen. Hij zou zich belachelijk hebben gemaakt als hij die vriendinnetjes had gehouden dus nam de Heer zijn boot af.
In de kerk hangt een groot schilderij aan de muur. Het schilderij is zo'n twee jaar oud en gemaakt voor de verzoening met het verleden. Toen de eerste missionaris, Williams genaamd, aan land stapte in Dillon Bay, maakte de bewoners hem dood en aten hem op. Ze zagen Williams aan voor de zoveelste slavenhandelaar met mooie praatjes. Twee jaar geleden hebben de huidige bewoners van Dillon Bay de nabestaanden van deze missionaris uitgenodigd om hun excuses aan te bieden en samen te rouwen. De naam van de baai is toen veranderd in Williams bay. En deze meneer Williams staat op het schilderij met een bijbel in zijn hand.
We voelen ons erg welkom maar we zijn ook duidelijk anders. Zo praten ze over ons als whiteman en zij zijn de blackman. De chief vraagt of wij elkaar al van kindsaf kennen en of we zelf voor elkaar gekozen hebben. Uithuwelijken was hier tot voor kort zeer gebruikelijk maar tegenwoordig kiezen de partners elkaar meestal zelf uit. De Chief is hier erg over te spreken omdat de huwelijken nu meer in harmonie zijn. De taakverdeling tussen en mannen en vrouwen is nog erg strict. Als Ben de accu's en verbindingen van de Chief en zijn zoon Jason controleert en ik met hem mee kijk, wordt er een stoel gepakt voor mij. Het is duidelijk dat ik niet in de accubak mag kijken, alsof dat ongeluk breng. Jason is ook erg geïnteresseerd in Nederland. Als we hem vertellen dat Nederland vlak is, deels onder de waterspiegel en het hoogste punt zo'n 300 meter is, zie ik naast ongeloof toch wat medelijden in zijn blik. Hij vertelt dat de klimaatverandering duidelijk te merken is. Zo staat de mangoboom al in volle bloei terwijl de bloesem pas in oktober de bomen moet sieren. En zo zijn er meer gewassen die naast hun eigen seizoen groeien en bloeien. Hij vertelt ook van de plannen om toerisme naar het eiland te krijgen voor varkensjacht. De wilde varkens zijn de grootste bedreiging voor hun gewassen. De Vanuatuanen jagen met speer of met pijl en boog, maar toeristen kunnen hun geweer meenemen en zo de biggenpopulatie verkleinen.
Ben was graag op biggenjacht gegaan met een aantal lokalen, maar verder dan een vistochtje komen zijn jachtambities niet. Hij doneert 7 liter benzine aan de lokale vissersboot. Twee uur later komen Ben, Jason, Olivar en Thomas terug. Ze vangen een tonijntje en zijn lichtelijk teleurgesteld over de grote van hun vangst. Ben nodigt ze uit aan boord voor een drankje. 'Willen jullie water, sap of een wijntje?' Voordat Jason zijn zin heeft afgemaakt dat ze geen alcohol drinken, ziet Olivar zijn kans 'Een wijntje, lekker.' Als ze even later wegvaren giegelt Olivar ' bedankt voor de wijn'. Hij had ons eerder al vertelt dat hij niet altijd een brave jongen is.
We experimenteren volop met groene bakbananen. In Tanna hebben we een potje jam geruild voor een stam bananen. Aan een stam groeien zeker zo'n 50 bananen. Ze smaken erg goed gefrituurd als chips en ook in de Thai curry en de Noodlesoep doen ze het goed. Aangezien ze qua smaak iets weghebben van aardappel overwegen we er een zuurkool-bananenstampot van te maken met rookworst. Of heeft iemand nog andere ideeën voor bakbananen?
Als we woensdagmiddag de boot klaar hebben en wegvaren zien we een zeilbootje om de hoek de baai in komen.'Zou dat Guillaume zijn?' die we op Tanna al hebben ontmoet. Op dat zelfde ogenblik horen we de marifoon' sailingyacht sailingyacht, this is Guibool. Do you copy? Ben antwoordt en 't wordt ons langzaam duidelijk dat hij al 10 uur dichtbij het rif rondjes draait in verband met een roerprobleem. Wij draaien om en gaan hem tegemoet. We maken een lange lijn klaar met een stootkussen als drijver aan het eind. Er staat een flinke deining. Als we op zo'n 100 meter zijn genaderd halen wij ons grootzeil neer. Ben stuurt vervolgens een rondje om de Guibool terwijl ik de lijn uit vier. Ze beleggen de lijn en zo zijn we twee uur later weer op ons vertrekpunt. Hij gooit zijn anker neer. 'Kunnen we nog wat voor je doen, anders varen we nu naar Port Vila?' schreeuwt Ben hem toe. 'Ja! Ik wil mee varen' Zo stapt hij 10 minuten later aan boord en vervolgen we onze reis. Nog wat beduusd van zijn avontuur zit hij aan boord. Na een warme maaltijd kruipt hij in bed. Die tocht naar Port Vila is alles behalve rustig, flinke kruis deining, klapperende zeilen en schokkende fokkeschoot. Toch stapt hij 's ochtends uit bed ' Zo lekker heb ik nog nooit geslapen op een boot'.
We liggen nu bij Port Vila geankerd tussen de superjachten want bij de jachten is er niet veel plek meer. En wij hebben stiekem altijd al geweten dat onze Pinquin een superjacht is, dus voelen wij ons hier erg thuis. Tijdens het ontbijt komt Andre langs gepeddeld in zijn kano. Hij woont sinds 2004 in Port Vila maar komt oorspronkelijk van Tanna, een eiland 120 mijl ten zuiden. Als we vragen hoe hij het hier vindt, antwoordt hij dat het leven in de stad toch een stuk ingewikkelder is. Op Tanna was het enige wat hij nodig had zeep en kerosine voor zijn lamp, want eten was er overal. In de stad is dit een ander verhaal. Hij wil dan ook zeker terug naar Tanna, waar zijn ouders ook wonen en het leven eenvoudiger is. Hij maakt de vergelijking voor ons tussen onze boot en onze buurman, een superjacht. We komen op dezelfde plaatsen, ademen dezelfde lucht, genieten van dezelfde zon alleen is ons leven een stuk eenvoudiger. Ik kan hem alleen maar gelijk geven. Dit is het eerste land dat ik zie waar niet iedereen in de hoofdstad wil wonen en het leven in TV-series hun ideaal is. Zij zien in hoe waardevol het is wat ze hebben.
Groeten
Miek
PS. Nadat ik dit geschreven heb komt er een mega superjacht, Vertigo in de baai ankeren. Hierbij lijken de andere superjachten te degraderen tot normaal. Al het perspectief is verdwenen. Dit sterkt mij wel in de veronderstelling dat onze Pinquin een superjacht is, het is alleen een kwestie van de juiste buurman.
----------
radio email processed by SailMail
for information see: http://www.sailmail.com